nevenschikking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·ven·schik·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nevenschikking nevenschikkingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de nevenschikkingv

  1. (taalkunde) een samenvoeging van twee gelijkwaardige zinnen tot een geheel
    • "Ik stond op en ik dronk koffie" is een voorbeeld van een nevenschikking. 
Antoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be