neuzelen
Uiterlijk
- neu·ze·len
- In de betekenis van ‘door de neus praten’ voor het eerst aangetroffen in 1531 [1]
- [2]: Afkomstig van neus.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
neuzelen |
neuzelde |
geneuzeld |
zwak -d | volledig |
neuzelen
- snuffelen
- onduidelijk nasaal praten
- over zinloze dingen praten
- [1]: rondsnuffelen
- [2]: mompelen
- [3]: kletsen, ouwehoeren
- [1]: neuzelaar
1. snuffelen
- Het woord neuzelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neuzelen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "neuzelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 64 %