neushoornvogelachtigen
Uiterlijk

- (IPA in voorbereiding)
- neus·hoorn·vo·gel·ach·ti·gen
- neushoornvogelachtige zn met de uitgang -n
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neushoornvogelachtigen | |
verkleinwoord |
de neushoornvogelachtigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord neushoornvogelachtige
- meervoudsvorm als officiële benaming (vogels) orde Bucerotiformes
met daarbinnen de families van onder meer de neushoornvogels (Bucerotidae
), hoppen (Upupidae
) en boomhoppen (Phoeniculidae
)
- [2] vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] zie de categorie: Neushoornvogelachtigen in het Nederlands
- [2] boomhoppen, hoppen, neushoornvogels
- Het woord 'neushoornvogelachtigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 22
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Meervoudsvorm binnen nomenclatuur in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Neushoornvogelachtigen in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal