neukpartij
Uiterlijk
- Geluid: neukpartij (hulp, bestand)
- neuk·par·tij
- samenstelling van neuk ww en partij zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neukpartij | neukpartijen |
verkleinwoord | neukpartijtje | neukpartijtjes |
de neukpartij v
- (informeel) het bedrijven van de liefde
- Natuurlijk noteert ook de Britse muziekschrijver Mick Wall die rock-'n-roll-anekdotes - hij kan niet anders: een Lemmy zonder vecht-, snuif-, en neukpartijen is een lege huls, een nep-Lemmy.[1]
- Van Lieshout wil het tragikomische laten zien van het soort communicatie dat onze werkelijkheid kenmerkt. Maar na vijf melige bananen, een lul van 24 centimeter en drie neukpartijen in de fietsenkelder komt niks meer hard aan.[2]
- wip, nummertje, geslachtsverkeer, liefdesdaad, geslachtsgemeenschap, geslachtsdaad, gemeenschap, coïtus, copulatie
- Het woord neukpartij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neukpartij" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Volkskrant Robert van Gijssel 3 september 2016
- ↑ Volkskrant Erik Menkveld 2 november 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be