neuken

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neu·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geslachtsgemeenschap hebben’ voor het eerst aangetroffen in 1762 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
neuken
neukte
geneukt
zwak -t volledig

Werkwoord

neuken

  1. overgankelijk (dysfemisme) (seksualiteit) geslachtsgemeenschap hebben
    • Zij lagen in die kamer te neuken. 
  2. (verouderd) stoten; duwen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen