network
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud |
---|---|
network | networks |
network
- netwerk
- «A gel is based on a covalently bonded network of molecules.»
- Een gel is gebaseerd op een covalent gebonden netwerk van moleculen.
- «A gel is based on a covalently bonded network of molecules.»
- omroeporganisatie
- «Cable television brought the emergence of numerous new networks.»
- Kabeltelevisie bracht het ontstaan van talrijke nieuwe televisieorganisaties.
- «Cable television brought the emergence of numerous new networks.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to network |
he/she/it | networks |
verleden tijd | networked |
voltooid deelwoord |
networked |
onvoltooid deelwoord |
networking |
gebiedende wijs | network |
network
- netwerken
- «He was networking by going to all the professional meetings.»
- Hij was bezig met netwerken door naar alle vakbijeenkomsten te gaan.
- «He was networking by going to all the professional meetings.»