netwerkstad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • net·werk·stad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord netwerkstad netwerksteden
verkleinwoord netwerkstadje netwerkstadjes

Zelfstandig naamwoord

netwerkstad v / m

  1. (sociologie) stedelijk gebied met een gemeenschappelijke woning- en arbeidsmarkt, een eigen infrastructuur en eigen voorzieningen en verschillende stedelijke centra die ieder hun eigen functies en taken hebben
    • De basis van de netwerkstad is maximaal transportsysteem op elk schaalniveau.[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen