netwerken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van netwerken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | netwerken | te netwerken | ||||||
toekomend | zullen netwerken | te zullen netwerken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben genetwerkt | te hebben genetwerkt | ||||||
toekomend | genetwerkt zullen hebben | genetwerkt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
netwerkend | genetwerkt | ev. netwerk |
mv. verouderd netwerkt |
netwerke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | netwerk | netwerkt | netwerkt | netwerkt | netwerkt | netwerken | netwerken | netwerken | |
verleden (o.v.t.) | netwerkte | netwerkte | netwerkte | netwerkte | netwerkte | netwerkten | netwerkten | netwerkten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal netwerken | zult/zal netwerken | zult/zal netwerken | zult netwerken | zal netwerken | zullen netwerken | zullen netwerken | zullen netwerken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou netwerken | zou netwerken | zou(dt) netwerken | zoudt netwerken | zou netwerken | zouden netwerken | zouden netwerken | zouden netwerken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb genetwerkt | hebt genetwerkt | hebt/heeft genetwerkt | hebt genetwerkt | heeft genetwerkt | hebben genetwerkt | hebben genetwerkt | hebben genetwerkt | |
verleden (v.v.t.) | had genetwerkt | had genetwerkt | had genetwerkt | hadt genetwerkt | had genetwerkt | hadden genetwerkt | hadden genetwerkt | hadden genetwerkt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal genetwerkt hebben | zal/zult genetwerkt hebben | zult/zal genetwerkt hebben | zult genetwerkt hebben | zal genetwerkt hebben | zullen genetwerkt hebben | zullen genetwerkt hebben | zullen genetwerkt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genetwerkt hebben | zou genetwerkt hebben | zou/zoudt genetwerkt hebben | zoudt genetwerkt hebben | zou genetwerkt hebben | zouden genetwerkt hebben | zouden genetwerkt hebben | zouden genetwerkt hebben |