Naar inhoud springen

netten

Uit WikiWoordenboek
  • net·ten
  • ww: afgeleid van  net zn  met het achtervoegsel -en
  • zn:  net zn  met de uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
netten
nette
genet
zwak -t volledig

netten

  1. overgankelijk in een net zien te vangen
    • Na de vis te hebben genet, kwam ie met een brede grijns naar de kant gevaren. 

denettenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord net
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be