netband

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

man met handen op de netband
Uitspraak
Woordafbreking
  • net·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord netband netbanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de netbandm

  1. (badminton) (tennis) (volleybal) de bovenste rand van het net dat gebruikt wordt bij netsporten
    • De Amerikaanse wist in de vijfde game de service van Wozniacki te breken doordat de bal via de netband precies op de kant van de Deense viel. [1] 
    • De regel waarbij wordt doorgespeeld nadat een service de netband heeft geraakt (no-let) gaat het volgens Krajicek op den duur wel halen. „Daar zie ik over drie tot vijf jaar wel consensus over komen. Ook verwacht ik dat de lijnrechters zullen verdwijnen omdat hawk-eye alles overneemt, zoals nu ook in Milaan gebeurt. [2] 

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen