neonatoloog
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: neonatoloog (hulp, bestand)
Woordafbreking
- neo·na·to·loog
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Latijnse nātus ("geboren"), van nāscī ("geboren worden") met het voorvoegsel neo- en met het achtervoegsel -loog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neonatoloog | neonatologen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de neonatoloog m
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord neonatoloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.