nekstuk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nek·stuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nekstuk | nekstukken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het nekstuk o
- stuk vlees afkomstig uit de nek van een varken
- Aldus werd bij een langzaam gegaard nekstuk van Iberisch varken haar Climens 1978 geschonken. En inderdaad, behalve een verrassende bleek dat ook een prachtige combinatie. "Veel tropisch fruit, gedroogde vruchten, geroosterde nootjes, een uitzonderlijke frisheid en een fijne peperigheid," noteer ik. [2]
- Maar er zijn nog meer eetbare lichaamsdelen. Zoals de nek. Het nekvlees is vetdooraderd en heeft smaak; van een nekstuk dat ruim twee kilo weegt kun je met een heel gezelschap dineren. Hieronder is te zien hoe je zo'n nek om hals brengt. [3]
Gangbaarheid
- Het woord nekstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nekstuk" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ HP de Tijd 26/02 | 2010 Stemgember
- ↑ HP de Tijd 02/03 | 2011 Halszaak
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be