negenoog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·gen·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord negenoog negenogen
verkleinwoord negenoogje negenoogjes

Zelfstandig naamwoord

de negenoogv / m

  1. (medisch) steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineenvloeien
  2. (kaaklozen) benaming voor riviervissen uit de familie Petromyzontidae op Wikispecies
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen