negatie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ne·ga·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontkenning’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van negeren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | negatie | negaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- ontkenning, loochening
- begrip dat het tegenovergestelde is van een ander begrip
- door het toevoegen van een negatieprefix wordt een positief getal negatief en omgekeerd
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. het ontkennen
Gangbaarheid
- Het woord negatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "negatie" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "negatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ negatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be