neerzagen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- neer·za·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
neerzien |
neerzagen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van neerzien
- ...dat wij neerzagen.
- ...dat jullie neerzagen.
- ...dat zij neerzagen.
- ...dat wij neerzagen.