nazwaaien

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·zwaai·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

nazwaaien

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nazwaaien
zwaaide na
nagezwaaid
zwak -d volledig
  1. iemand groeten die weggaat
    • Toen ze in Madrid was uitgestapt bij haar hotel, bleef ze de paar schakers die doorgingen naar het vliegveld nog lang nazwaaien. Een aardige wereldkampioene, dacht ik. Heel wat anders dan de vechtmachines bij de mannen. [1] 
    • En om het helemaal af te maken, fietste ik uiteindelijk luid schreeuwend de straat uit, haar nazwaaiend met het plastic zakje. [2] 
  2. (figuurlijk) zien dat iemand sneller of beter is
    • Vitaliteitscoach Daphne de Jong is zaterdagavond als beste Maestro-dirigente van Holten gekozen door de vakjury en het publiek. Met haar zelfverzekerde dirigeerslag loodste ze het 25-koppige orkest van HMV overtuigend door het nummer Skyfall van Adele. Medefinalisten Ria Kappert en Frank Fridrichs hadden het nazwaaien. [3] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. NRC Hans Ree 8 april 1995 Vaarwel, Maja Tsjiboerdanidze
  2. NRC 16 maart 1996 Z op Internet; Een heg te ver
  3. Tubantia 10-07-16 Daphne de Jong wint Maestro Holten
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be