nazileider
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nazileider (hulp, bestand)
Woordafbreking
- na·zi·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van nazi en leider
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nazileider | nazileiders |
verkleinwoord | nazileidertje | nazileidertjes |
Zelfstandig naamwoord
de nazileider m
- (politiek) leider van nazi's
- Toen de nazileider op 30 april 1945 zelfmoord pleegde lagen Duitsland en een groot deel van Europa in puin en waren er tientallen miljoenen doden te betreuren.
Gangbaarheid
- Het woord nazileider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.