navoelbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·voel·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen navoelbaar navoelbaarder navoelbaarst
verbogen navoelbare navoelbaardere navoelbaarste
partitief navoelbaars navoelbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

navoelbaar

  1. dat je kunt invoelen wat iemand vroeger gevoeld moet hebben
    • Maar er is ook wel om de ‘Markrokosmos’ gehuild en af en toe krijgt iemand de zenuwen van het idee dat één man zoiets zes jaar lang in een kelder zit te bedenken en te bouwen - wat eens te meer navoelbaar is als je weet dat alle maten en proporties binnen het werk voor de lol van de beperking ook nog zoveel mogelijk berusten op priemgetallen. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Mischa Spel NRC 12 november 2015