navegar
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- na·ve·gar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
navegar |
navegaba |
navegado |
volledig |
Werkwoord
navegar
- onovergankelijk varen, per schip reizen
- overgankelijk bevaren
Verwijzingen
- navegar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española