natuurt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·tuurt

Werkwoord

vervoeging van
naturen

natuurt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naturen
    • ... dat jij natuurt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naturen
    • ... dat hij natuurt.