natuurschade

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·tuur·scha·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord natuurschade natuurschaden
natuurschades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de natuurschadev / m

  1. aantasting van de natuurlijke leefomgeving
     Vorige week besprak de Amsterdamse gemeenteraad het nieuwe evenementenbeleid van de stad. Vanaf volgend jaar gaan er nog minder evenementen plaatsvinden en wordt er strenger toegezien op geluidshinder en natuurschade. In 2020 wil de gemeente alleen nog maar volledig duurzame evenementen in de stad. Volgens de VVEM zorgt het 'festivalplafond' van de stad er voor dat er in andere delen van Noord-Holland juist meer festivals worden georganiseerd. In de provincie nam het aantal festivals toe met tien procent.[1]
     De uitbreidingsplannen leidden tot protest bij inwoners van Gelderland en Overijssel. Zij vrezen voor geluidshinder en natuurschade door de geplande vliegroutes. Daarnaast voelen zij zich belazerd, vooral omdat de onderzoeken naar de geluidsoverlast onjuist bleken.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 14 december 2022 Weblink bron “Festivals en natuur: gaat dat wel samen?” (Zondag 17 juli 2016, 16:02), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 december 2022 Weblink bron “Kabinet blijft bij uitbreiding Lelystad Airport” (Dinsdag 19 december 2017, 23:45), NOS