natuurde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·tuur·de

Werkwoord

vervoeging van
naturen

natuurde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van naturen
    • ... dat ik natuurde. 
    • ... dat jij natuurde. 
    • ... dat hij, zij, het natuurde.