nationaliseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·ti·o·na·li·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nationaliseren |
nationaliseerde
- enkelvoud verleden tijd van nationaliseren
- Ik nationaliseerde.
- Jij nationaliseerde.
- Hij, zij, het nationaliseerde.
- Ik nationaliseerde.