natiebaas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·tie·baas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | natiebaas | natiebazen |
verkleinwoord | natiebaasje | natiebaasjes |
Zelfstandig naamwoord
de natiebaas m
- lid van een ambacht of gilde in Antwerpen; aandeelhouder van een corporatie of veem in Antwerpen
Gangbaarheid
- Het woord natiebaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "natiebaas" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be