nathals

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nat·hals
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nathals nathalzen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de nathalsm

  1. (pejoratief) iemand die veel alcoholhoudende drank gebruikt
    • Uit het feit dat een kwakzalver van Ostade, een kroeg met dronken boeren van Adriaen Brouwer of een ‘brakende nathals’ die door beschonken kameraden wordt uitgejouwd van Jan Steen naast Hollandse landschappen in kabinetten hingen van eersterangs staatslieden en godgeleerden kon men moeilijk, omgekeerd redenerend, afleiden dat die kunstminnaars affiniteit zouden voelen met de vertoonde grappigheid, dronkenschap of slordigheid of dat dit typisch Nederlandse karaktertrekken waren. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen