naslaan/vervoeging
Uiterlijk
| vervoeging van de bedrijvende vorm van naslaan | |||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
| onvoltooid | tegenwoordig | naslaan | na te slaan | ||||||||
| toekomend | zullen naslaan na zullen slaan |
te zullen naslaan na te zullen slaan | |||||||||
| voltooid | tegenwoordig | hebben nageslagen | te hebben nageslagen | ||||||||
| toekomend | nageslagen zullen hebben | nageslagen te zullen hebben | |||||||||
| onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
| naslaand | nageslagen | ev. sla na | mv. verouderd slaat na | sla na (bijzin) nasla | |||||||
| aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
| onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
| tegenwoordig (o.t.t.) | sla na | slaat na | slaat na | slaat na | slaat na | slaan na | slaan na | slaan na | |||
| verleden (o.v.t.) | sloeg na | sloeg na | sloeg na | sloeg na | sloeg na | sloegen na | sloegen na | sloegen na | |||
| toekomend (o.t.t.t.) | zal naslaan | zult/zal naslaan | zult/zal naslaan | zult naslaan | zal naslaan | zullen naslaan | zullen naslaan | zullen naslaan | |||
| voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naslaan | zou naslaan | zou(dt) naslaan | zoudt naslaan | zou naslaan | zouden naslaan | zouden naslaan | zouden naslaan | |||
| bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
| tegenwoordig (o.t.t.) | nasla | naslaat | naslaat | naslaat | naslaat | naslaan | naslaan | naslaan | |||
| verleden (o.v.t.) | nasloeg | nasloeg | nasloeg | nasloeg | nasloeg | nasloegen | nasloegen | nasloegen | |||
| toekomend (o.t.t.t.) | zal naslaan na zal slaan |
zult/zal naslaan na zult/zal slaan | zult/zal naslaan na zult/zal slaan | zult naslaan na zult slaan | zal naslaan na zal slaan | zullen naslaan na zullen slaan | zullen naslaan na zullen slaan | zullen naslaan na zullen slaan | |||
| voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naslaan na zou slaan |
zou naslaan na zou slaan | zou(dt) naslaan na zou(dt) slaan | zoudt naslaan na zoudt slaan | zou naslaan na zou slaan | zouden naslaan na zouden slaan | zouden naslaan na zouden slaan | zouden naslaan na zouden slaan | |||
| voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
| tegenwoordig (v.t.t.) | heb nageslagen | hebt nageslagen | hebt/heeft nageslagen | hebt nageslagen | heeft nageslagen | hebben nageslagen | hebben nageslagen | hebben nageslagen | |||
| verleden (v.v.t.) | had nageslagen | had nageslagen | had nageslagen | hadt nageslagen | had nageslagen | hadden nageslagen | hadden nageslagen | hadden nageslagen | |||
| toekomend (v.t.t.t.) | zal nageslagen hebben | zal/zult nageslagen hebben | zult/zal nageslagen hebben | zult nageslagen hebben | zal nageslagen hebben | zullen nageslagen hebben | zullen nageslagen hebben | zullen nageslagen hebben | |||
| voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nageslagen hebben | zou nageslagen hebben | zou/zoudt nageslagen hebben | zoudt nageslagen hebben | zou nageslagen hebben | zouden nageslagen hebben | zouden nageslagen hebben | zouden nageslagen hebben | |||
| onpersoonlijke lijdende vorm nageslagen worden | |||||||||||
| onvoltooid | voltooid | ||||||||||
| tegenwoordig | er wordt nageslagen | er is nageslagen | |||||||||
| verleden | er werd nageslagen | er was nageslagen | |||||||||
| toekomend | er zal nageslagen worden | er zal nageslagen zijn | |||||||||
| voorwaardelijk | er zou nageslagen worden | er zou nageslagen zijn | |||||||||
| lijdende vorm nageslagen worden | |||||||||||
| onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
| onvoltooid | tegenwoordig | nageslagen worden | nageslagen te worden | ||||||||
| toekomend | nageslagen zullen worden | nageslagen te zullen worden | |||||||||
| voltooid | tegenwoordig | nageslagen zijn | nageslagen te zijn | ||||||||
| toekomend | nageslagen zullen zijn | nageslagen te zullen zijn | |||||||||
| enkelvoud | meervoud | ||||||||||
| onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
| tegenwoordig (o.t.t.) | word nageslagen | wordt nageslagen | wordt nageslagen | wordt nageslagen | wordt nageslagen | worden nageslagen | worden nageslagen | worden nageslagen | |||
| verleden (o.v.t.) | werd nageslagen | werd nageslagen | werd nageslagen | werdt nageslagen | werd nageslagen | werden nageslagen | werden nageslagen | werden nageslagen | |||
| toekomend (o.t.t.t.) | zal nageslagen worden | zult nageslagen worden | zult nageslagen worden | zult nageslagen worden | zal nageslagen worden | zullen nageslagen worden | zullen nageslagen worden | zullen nageslagen worden | |||
| voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nageslagen worden | zou nageslagen worden | zou/zoudt nageslagen worden | zoudt nageslagen worden | zou nageslagen worden | zouden nageslagen worden | zouden nageslagen worden | zouden nageslagen worden | |||
| voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
| ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
| tegenwoordig (v.t.t.) | ben nageslagen | bent nageslagen | bent/is nageslagen | zijt nageslagen | is nageslagen | zijn nageslagen | zijn nageslagen | zijn nageslagen | |||
| verleden (v.v.t.) | was nageslagen | was nageslagen | was nageslagen | waart nageslagen | was nageslagen | waren nageslagen | waren nageslagen | waren nageslagen | |||
| toekomend (v.t.t.t.) | zal nageslagen zijn | zult nageslagen zijn | zult nageslagen zijn | zult nageslagen zijn | zal nageslagen zijn | zullen nageslagen zijn | zullen nageslagen zijn | zullen nageslagen zijn | |||
| voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nageslagen zijn | zou nageslagen zijn | zou/zoudt nageslagen zijn | zoudt nageslagen zijn | zou nageslagen zijn | zouden nageslagen zijn | zouden nageslagen zijn | zouden nageslagen zijn | |||