narcotiseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nar·co·ti·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
narcotiseren

narcotiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van narcotiseren
    • Ik narcotiseerde. 
    • Jij narcotiseerde. 
    • Hij, zij, het narcotiseerde.