narcotiseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nar·co·ti·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
narcotiseren |
narcotiseerde
- enkelvoud verleden tijd van narcotiseren
- Ik narcotiseerde.
- Jij narcotiseerde.
- Hij, zij, het narcotiseerde.
- Ik narcotiseerde.