narcose

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nar·co·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verdoving’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1898 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord narcose narcoses
verkleinwoord narcosetje narcosetjes

Zelfstandig naamwoord

de narcosev

  1. (medisch) een kunstmatige algehele verdoving
    • De dokter bracht de patiënt onder narcose, zodat hij niets van de operatie zou voelen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Zelfstandig naamwoord

narcose v

  1. narcose v.