narcist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nar·cist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | narcist | narcisten |
verkleinwoord | narcistje | narcistjes |
Zelfstandig naamwoord
de narcist m
- (psychologie) iemand wiens gedrag wordt gekenmerkt door een obsessie met de persoon zelf (vaak het uiterlijk), egoïsme, dominantie, ambitie en gebrek aan inlevingsvermogen
- Mijn baas is een onverbeterlijke narcist
Verwante begrippen
- aandacht, arrogant, bewondering, competitie, dwingend, gebrek aan empathie, grootheidswaanzin, manager, manipulatief, overheersend
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord narcist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "narcist" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be