napi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·pi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord napi napi's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de napiv / m

  1. (plantkunde) naam van een klimplant Dioscorea trifida op Wikispecies, een soort yam die ondermeer voorkomt in het noorden van Zuid-Amerika
    • Het dorp blijkt verlaten. Het heeft ongeveer vijftig huizen en er rondomheen liggen aanzienlijke kostgronden, beplant met bananen, napi, jamsi, kasaba (cassave: manihot esculenta) en mais. [2]
  2. (voeding) langwerpige wortelknol van Dioscorea trifida op Wikispecies, die van binnen wit, paars of zwart kan zijn en veel zetmeel bevat
    • In verminderde, zij het nog in voldoende opvallende mate, worden de talrijke aardvruchten, die vroeger de ‘bulk’ van het Creoolse dieet uitmaakten, nog gegeten; producten als tajer, napi, zoete cassave, jams en switi-patata in gekookte vorm, en vooral bananen (bana) rijpe en groene. [3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

6 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Surinaams

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

napi

  1. (plantkunde) napi, Dioscorea trifida op Wikispecies
  2. (voeding) napi, wortelknol van Dioscorea trifida op Wikispecies
Overerving en ontlening

Verwijzingen