nanacht
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·nacht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van na bw en nacht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nanacht | nanachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (tijdrekening) laatste deel van de nacht vlak voor zonsopgang
- ▸ In de late nanacht van de vijftiende februari 1967 stonden de voorzitters van de drie confessionele partijen bij elkaar. Eerbiedwaardige heren, wellicht met bolknak tussen de lippen maar dat vermeldt het verhaal niet. Zij keken naar de uitslag van de verkiezingen voor de nieuwe Tweede Kamer. CHU min 1, KVP min 8, ARP plus 2 maar dat laatste was enkel en alleen te danken aan het Zijlstra-effect ('Waar we heen gaan? Jelle zal wel zien?').[2]
- ▸ De regen staat op dit moment gepland voor de nanacht en ochtend, maar dat kan nog een paar uur verschuiven.[3]
- ▸ In de nanacht bereikt de sneeuwzone pas het noorden van het land.’’[4]
Gangbaarheid
- Het woord nanacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "nanacht" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Hans Berkhout“Waar is de lef?” (13-01-2012), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Lowlanders moeten regenjas en zonnecrème meenemen” (15-08-2013), Tubantia
- ↑ Weblink bron Gerald Meijer“Code geel in het hele land: Oost-Nederland kleurt vannacht wit” (15-12-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be