nagde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nag·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
naggen |
nagde
- enkelvoud verleden tijd van naggen
- Ik nagde.
- Jij nagde.
- Hij, zij, het nagde.
- Ik nagde.
Gangbaarheid
- Het woord nagde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.