naftaleen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

naftaleen
Uitspraak
Woordafbreking
  • naf·ta·leen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord naftaleen naftalenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het naftaleeno

  1. (scheikunde) motten dodende cyclische koolwaterstof die ook dient als grondstof voor plastics
     Bij het begin van de werkzaamheden aan de Dannenberg, ruim twee maanden geleden, kwam het gevaarlijke naftaleen vrij.[3]
     Tauw merkt daarbij wel op dat het grondwater – mocht dat worden opgepompt – niet moet worden gedronken. Tenslotte wijst de onderzoeker er nog op dat plaatselijk lichte overschrijdingen van de streefwaarden zijn gemeten voor Arseen, Chroom, Nikkel en Koper, benzeen, xyleen en naftaleen.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. naftaleen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Milieucontrole Dannenberg niet voor niets” (10-09-2012), Tubantia
  4. Bronlink Weblink bron “De jongens van de POMS maakten er geen zootje van” (07-09-2014), Tubantia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be