nachtwacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·wacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtwacht [1] nachtwachten
verkleinwoord nachtwachtje nachtwachtjes

Zelfstandig naamwoord

nachtwacht [1]

  1. m nachtwachter
    • De nachtwacht liep ieder uur zijn ronde door de stad. 

nachtwacht v

  1. v / m bewaking in de nacht, de groep van nachtwachters
    • De nachtwacht is geregeld via een dienstschema. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen