nachtkastje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·kast·je

Zelfstandig naamwoord

het nachtkastjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord nachtkast
     Op een nachtkastje stond een foto van een man in een Engels luitenantsuniform.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628265
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be