nachtjapon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·ja·pon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtjapon nachtjaponnen
verkleinwoord nachtjaponnetje nachtjaponnetjes

Zelfstandig naamwoord

de nachtjaponm

  1. lang kledingstuk dat vrouwen en kinderen aandoen wanneer ze naar bed gaan
    • Ze deed haar nachtjapon aan, wenste haar man een goede nacht en knipte het licht uit. 
    • Luc en ik lagen al bij Babbedde op de logeerkamer, toen er aangebeld werd. Het was mijn moeder. Ze stond in haar witte nachtjapon voor de deur om ons allebei nog een nachtzoen te geven. [1] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 166
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be