nabrandde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·brand·de

Werkwoord

vervoeging van
nabranden

nabrandde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nabranden
    • ... dat ik nabrandde. 
    • ... dat jij nabrandde. 
    • ... dat hij, zij, het nabrandde. 

Gangbaarheid