naamplaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

De naamplaat aan de Jip Golsteijnbrug
Uitspraak
Woordafbreking
  • naam·plaat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord naamplaat naamplaten
verkleinwoord naamplaatje naamplaatjes

Zelfstandig naamwoord

naamplaat v/m

  1. aangebracht vlak van stevig materiaal, bestemd voor een vermelding hoe iets of iemand wordt genoemd
    • De naamplaat aan de Jip Golsteijnbrug leek aan vervanging toe. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be