naambord

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • naam·bord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord naambord naamborden
verkleinwoord naambordje naambordjes

Zelfstandig naamwoord

het naambordo

  1. een bordje naast de voordeur met de namen van de bewoners
    • Het naambordje bevatte niet alleen de voornamen van de ouders en de kinderen, maar ook de namen van de huisdieren. 
  2. andere situaties waarbij namen op een plaatje staan
    • Naast de deur van het kantoor hangt een naambordje met de namen van de personen die in het kantoor werken. 
Synoniemen
  1. naamplaat

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be