mycoloog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • my·co·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • uit Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord mycoloog mycologen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de mycoloogm

  1. (beroep) deskundige op het gebied van schimmels en paddenstoelen
     Amateur-mycoloog Henri Jansen uit Almelo liet een donkerbruin zwammetje dat hij op het landgoed Twickel had gevonden een nacht in zijn auto liggen.[1]
     „Deze vondst toont aan dat de prachtige, oude sparrenbestanden in Drenthe nu vergelijkbaar zijn met de natuurlijke, onaangetaste bossen in Scandinavië”, stelt mycoloog Rob Chrispijn, die de zwam vond.[2]

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Sponstruffel na 90 jaar terug in Twente” (18-10-2006), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron “Unieke paddenstoel ontdekt in Drenthe” (07-08-2019), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be