musi

Nynorsk

Zelfstandig naamwoord

musi

1. verouderde spelling of vorm van musa tot 2012

(verouderd) bepaalde vorm nominatief enkelvoud van mus, v

Toki Pona

musi in Sitelen Pona

Uitspraak

• Geluid:  musi    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈmusi/

Woordafbreking

• mu·si

Woordherkomst en -opbouw

• van Esperanto amuzi "amuseren"

Zelfstandig naamwoord

musi

1. plezier
2. spel
3. recreatie
4. kunst

Werkwoord

musi

1. lachen
2. spelen
3. amuseren, vermaken

Bijvoeglijk naamwoord

musi

1. leuk, grappig, recreatief
2. ludiek, speels
3. artistiek, kunstzinnig