museums

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·se·ums

Zelfstandig naamwoord

de museumsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord museum
Synoniemen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Woordafbreking
  • mu·se·ums

Zelfstandig naamwoord

museums, o

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van museum


Engels

Zelfstandig naamwoord

museums mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord museum


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

museums mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord museum


Urkers

Zelfstandig naamwoord

museums mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord museum