muizenis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mui·ze·nis
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zwarigheid waarvan men het hoofd vol heeft’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • Naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord muizen (peinzen) met het achtervoegsel -enis
enkelvoud meervoud
naamwoord muizenis muizenissen
verkleinwoord muizenisje muizenisjes

Zelfstandig naamwoord

muizenis v (muizenissen mv)

  1. gepeins, getob over allerlei zaken, zeuren
Spreekwoorden
  • zich muizenissen in het hoofd halen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen