muizenis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mui·ze·nis
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zwarigheid waarvan men het hoofd vol heeft’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
- Naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord muizen (peinzen) met het achtervoegsel -enis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | muizenis | muizenissen |
verkleinwoord | muizenisje | muizenisjes |
Zelfstandig naamwoord
- gepeins, getob over allerlei zaken, zeuren
Spreekwoorden
- zich muizenissen in het hoofd halen
Gangbaarheid
- Het woord muizenis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "muizenis" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "muizenis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be