motorsport

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

motorsport
Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·tor·sport
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord motorsport motorsporten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

motorsport v/m [1]

  1. iedere tak van sport die bedreven wordt op een twee- of driewielig voertuig dat door een motor wordt aangedreven
    • “John was een liefhebbende man, vader, broer en vriend. Hij was ook een van de echte groten van de motorsport en werkte tot voor kort nog onvermoeibaar voor The Henry Surtees Foundation en het Buckmore Park Kart Circuit.” [2] 
Hyponiemen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Arjan Meesterburrie 10 maart 2017