motorpak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

motorpak met reflecterende stroken
Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·tor·pak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord motorpak motorpakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het motorpako

  1. kleding die speciaal geschikt is voor motorrijders
    • Coureur Dennis Jansen uit Enschede heeft zich even in het motorpak gehesen. Er moet een foto worden gemaakt van een burn out. Ondertussen laat monteur Thijs Kruidenier de supersnelle Minarelli warmdraaien. "We hebben er net lachgas op gemaakt", wijst Thijs op de witte cylinder die bevestigd is aan het zelfgemaakte frame. [2] 
    • Veel had de Hengeloër niet nodig. „Twee onderbroeken, twee T-shirts, twee paar sokken; je hebt niet zoveel nodig, want je draagt iedere dag je motorpak. En natuurlijk wiellagers, gas- en koppelingskabels, binnen- en buitenbanden, een medicijnkist, noem maar op. Want als er iets kapot gaat en je hebt het niet bij je, dan ben je heel ver van huis.” [3] 
    • Twee handige monteurs hebben een bijzondere scootmobiel gemaakt. Ze bouwden een kalm karretje om tot een racewagen waarmee ze het wereldrecord hebben gebroken. Op een speciale racebaan bereikte het opgevoerde voertuig een topsnelheid van 173,2 kilometer per uur. De coureur in het stoeltje, met een mandje aan het stuur, had voor de zekerheid een helm opgedaan en een motorpak aangetrokken. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen