motorfanaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·tor·fa·naat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord motorfanaat motorfanaten
verkleinwoord motorfanaatje motorfanaatjes

Zelfstandig naamwoord

de motorfanaatm

  1. iemand die een (te) grote liefhebber is van motorfietsen
    • Het ging helemaal mis toen motorfanaat Jolink de TT in Assen had bezocht. ,,We hadden een geweldig plekje op de VIP-tribune. Met een VIP-parkeerplaats om de hoek. Maar toen we daar aankwamen en tegen de verkeersregelaars zeiden dat we naar het VIP-gedeelte moesten, zeiden ze op z'n Drents: 'Niks mee-j te moak'n'. Waarop we onze auto ergens op de Drentse hei hadden staan en kilometers moesten lopen. De volgende dag was ik totaal uitgeteld." [1] 
    • Volgens de motorfanaat zijn er nooit onregelmatigheden geweest en is de relatie met omwonenden altijd goed geweest. Wel geeft hij toe dat een nieuwe bewoonster de afgelopen twee jaar regelmatig heeft geklaagd over geluidsoverlast. „We hebben de buurvrouw een week voordat wij een feest gaven een hotelbon aangeboden. Deze werd geweigerd”, aldus Wals. [2] 

Gangbaarheid


Verwijzingen