morgens

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mor·gens

Zelfstandig naamwoord

morgens mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord morgen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

Bijwoord

morgens

  1. 's morgens; in de ochtenduren van de dag