monterde op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mon·ter·de op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opmonteren

monterde op

  1. enkelvoud verleden tijd van opmonteren
    • Ik monterde op. 
    • Jij monterde op. 
    • Hij, zij, het monterde op. 


Gangbaarheid