monocomponent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mo·no·com·po·nent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | monocomponent | monocomponenten |
verkleinwoord | monocomponentje | monocomponentjes |
Zelfstandig naamwoord
de monocomponent m
- (medisch) geneesmiddel zonder nevenbestanddelen
Vertalingen
1. geneesmiddel zonder nevenbestanddelen
Gangbaarheid
- Het woord 'monocomponent' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.