monniken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mon·ni·ken

Zelfstandig naamwoord

de monnikenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord monnik

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be